Übersetzungen für „ontgrendelen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

gren·de·len <grendelde, h. gegrendeld> [ɣrɛndələ(n)] VERB trans

1. grendelen (sluiten):

grendelen

verriegeln

grendelen

abriegeln

2. grendelen (van een geweer):

grendelen

durchladen

ver·gren·de·len <vergrendelde, h. vergrendeld> [vərɣrɛndələ(n)] VERB trans

vergrendelen

verriegeln

af·gren·de·len <grendelde af, h. afgegrendeld> [ɑfxrɛndələ(n)] VERB trans

afgrendelen

abriegeln

afgrendelen

absperren

ont·re·ge·len <ontregelde, h. ontregeld> [ɔntreɣələ(n)] VERB trans

1. ontregelen (werking verstoren):

ontregelen

durcheinanderbringen

de spijsvertering is geheel ontregeld

die Verdauung ist ganz durcheinander

2. ontregelen (choqueren):

ontregelen

aus der Fassung bringen

ont·goo·che·len <ontgoochelde, h. ontgoocheld> [ɔntxoxələ(n)] VERB trans

ontgoochelen

enttäuschen

ontgoochelen (sterker)

desillusionieren

ont·groei·en <ontgroeide, i. ontgroeid> [ɔntxrujə(n)] VERB intr

ontgroeien

entwachsen +Dat

het kind is aan dat soort spelletjes ontgroeid

das Kind ist über solche Spiele hinausgewachsen

die jongens ontgroeien me übtr

die Jungen entwachsen mir

ont·gel·den [ɔntxɛldə(n)] VERB alleen inf.

hij heeft het moeten ontgelden

er hat die Rechnung [o. Zeche] bezahlen müssen

ont·man·te·len <ontmantelde, h. ontmanteld> [ɔntmɑntələ(n)] VERB trans

1. ontmantelen (buiten bedrijf stellen):

ontmantelen

demontieren

een fabriek ontmantelen

eine Fabrik demontieren

kernwapens ontmantelen

Atomwaffen demontieren

een organisatie ontmantelen übtr

eine Organisation auflösen

2. ontmantelen (van de mantel ontdoen) techn.:

ontmantelen

den Mantel entfernen

een machine ontmantelen

den Mantel einer Maschine entfernen

ont·raad·se·len <ontraadselde, h. ontraadseld> [ɔntratsələ(n)] VERB trans

ontraadselen

enträtseln