Niederländisch » Deutsch

sa·men·zwe·ring <samenzwering|en> [samə(n)zwerɪŋ] SUBST f

sa·men·zwe·ren <zwoer samen, h. samengezworen> [samə(n)zwerə(n)] VERB intr

sa·men·wer·kings·ver·band <samenwerkingsverband|en> [samə(n)wɛrkɪŋsfərbɑnt] SUBST nt

1. samenwerkingsverband (afspraken m.b.t. samenwerking tussen personen en/of instanties):

2. samenwerkingsverband (alle betrokkenen):

sa·men·zweer·ster SUBST f

samenzweerster weibliche Form von samenzweerder

Siehe auch: samenzweerder

sa·men·zweer·der <samenzweerder|s> [samə(n)zwerdər] SUBST m

da·mes·ach·tig [daməsɑxtəx] ADJ


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski