Übersetzungen für „taalbeschouwer“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

toe·schou·wer <toeschouwer|s> [tusxɑuwər] SUBST m

toeschouwer

Zuschauer m

be·schou·wen <beschouwde, h. beschouwd> [bəsxɑuwə(n)] VERB trans

1. beschouwen (beoordelen):

beschouwen

betrachten

beschouwen

besehen

op zichzelf beschouwd

an und für sich

2. beschouwen (houden voor):

beschouwen

betrachten

beschouwen

ansehen

beschouwen

halten für

iets als zijn plicht beschouwen

etw als seine Pflicht betrachten

iets als zijn plicht beschouwen

etw für [o. als] seine Pflicht erachten

3. beschouwen (bekijken):

beschouwen

betrachten

beschouwen

ansehen

4. beschouwen (ambtshalve keuren):

beschouwen

besichtigen

beschouwen

inspizieren

wel·be·schouwd [wɛlbəsxɑut] ADV

welbeschouwd

bei Licht besehen [o. betrachtet]

welbeschouwd

genau besehen [o. betrachtet] [o. genommen]

been·hou·wer <beenhouwer|s> [benhɑuwər] SUBST m

beenhouwer

Fleischer m

beenhouwer

Metzger m

be·schou·wend [bəsxɑuwənt] ADJ

beschouwend

beschaulich

beschouwend

besinnlich

beeld·hou·wer <beeldhouwer|s> [belthɑuwər] SUBST m

beeldhouwer

Bildhauer m

beeldhouwer

Plastiker m

steen·hou·wer <steenhouwer|s> [stenhɑuwər] SUBST m

1. steenhouwer (iem die steen loshakt):

steenhouwer

Steinbrucharbeiter m

2. steenhouwer (iem die steen bewerkt):

steenhouwer

Steinmetz m

steenhouwer

Steinhauer m

taal·ge·voel [talɣəvul] SUBST nt geen Pl

taalgevoel

Sprachgefühl nt

een goed taalgevoel hebben

ein gutes Sprachgefühl haben

taal·ver·mo·gen [talvərmoɣə(n)] SUBST nt geen Pl

taalvermogen

Sprachfähigkeit f

taalvermogen

Kompetenz f fachspr

land·bou·wer <landbouwer|s> [lɑndbɑuwər] SUBST m

landbouwer

Landwirt m