Übersetzungen für „uitzaaiingen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

uit·zaai·en¹ <zaaide zich uit, h. zich uitgezaaid> [œytsajə(n)] VERB wk ww

uitzaaien zich uitzaaien med.:

uitzaaien fachspr

metastasieren fachspr

uit·zin·gen <zong uit, h. uitgezongen> [œytsɪŋə(n)] VERB trans

1. uitzingen:

uitzingen (volhouden)

aushalten

uitzingen (rondkomen)

auskommen

hij kan het een paar jaar uitzingen

er kann (es) schon ein paar Jahre aushalten

2. uitzingen (ten einde zingen):

uitzingen

aussingen

uit·zui·gen <zoog uit, h. uitgezogen> [œytsœyɣə(n)] VERB trans

1. uitzuigen (uitbuiten):

uitzuigen

aussaugen

uitzuigen

ausbeuten

2. uitzuigen (ontdoen, zuigend legen):

uitzuigen

aussaugen

uit·zwaai·en <zwaaide uit, h. uitgezwaaid> [œytswajə(n)] VERB trans

uitzwaaien

(zum Abschied) nachwinken +Dat

uit·wrin·gen <wrong uit, h. uitgewrongen> [œytfrɪŋə(n)] VERB trans

uitwringen

auswringen

uit·sprin·gen <sprong uit, i. uitgesprongen> [œytsprɪŋə(n)] VERB intr

1. uitspringen (vooruitsteken):

uitspringen

vorspringen

2. uitspringen (opvallen):

uitspringen

auffallen

zij is er bij de selectie uitgesprongen

sie ist bei der Auswahl positiv aufgefallen