Übersetzungen für „rente“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ren·te <rente|n, rente|s> [rɛntə] SUBST f

1. rente (vaste uitkering):

rente

Rente f

2. rente (vergoeding voor het lenen van een geldsom):

rente

Zins m

een goede rente maken van zijn kapitaal

sein Kapital gut verzinsen

met (een) hoge rente

hochverzinslich

iets met rente teruggeven übtr

etw mit Zinsen heimzahlen

rente op rente

Zinseszins m

geld op rente zetten

Geld verzinslich anlegen

rente opbrengen/afwerpen

Zinsen bringen/tragen

de lening tegen rente

das verzinsliche Darlehen

tegen 3 procent rente

zu 3 % Zinsen

tegen 3 procent rente

mit dreiprozentiger Verzinsung

vrij van rente

zinsfrei

effecten met (een) vaste rente

festverzinsliche Effekten Pl

rente wegens te late betaling

Verzugszinsen Pl

Beispielsätze für rente

rente op rente

Zinseszins m

rente heffen

Zinsen erheben

rente trekken

Zinsen bekommen

rente dragen

Zinsen tragen

rente opbrengen

Zinsen bringen [o. tragen]

rente bijschrijven

Zinsen gutschreiben

met (een) hoge rente

hochverzinslich

geld op rente zetten

Geld verzinslich anlegen

de lening tegen rente

das verzinsliche Darlehen

tegen 3 procent rente

zu 3 % Zinsen

iets met rente teruggeven übtr

etw mit Zinsen heimzahlen

vrij van rente

zinsfrei

rente opbrengen/afwerpen

Zinsen bringen/tragen

rente bij het kapitaal voegen

Zinsen zum Kapital schlagen

effecten met (een) vaste rente

festverzinsliche Effekten Pl

rente wegens te late betaling

Verzugszinsen Pl

een goede rente maken van zijn kapitaal

sein Kapital gut verzinsen

een bedrag, waarbij nog tien procent rente komt

ein Betrag, auf den noch zehn Prozent Zinsen kommen