Übersetzungen für „Tiendaagse“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

een·daags [endaxs] ADJ

1. eendaags (één keer per dag):

eendaags

täglich

een eendaagse buslichting

eine tägliche Briefkastenleerung

2. eendaags (een dag durend):

eendaags

eintägig

he·den·daags [hedə(n)daxs] ADJ

hedendaags

heutig

hedendaags

gegenwärtig

het hedendaagse Duits

das Gegenwartsdeutsch

hedendaagse kunst

zeitgenössische Kunst

eer·daags [erdaxs] ADV

eerdaags

demnächst

eerdaags

bald

zes·daags [zɛzdaxs] ADJ

de zesdaagse

das Sechstagerennen

meer·daags [merdaxs] ADJ

meerdaags

mehrtägig

drie·daags [dridaxs] ADJ

driedaags

dreitägig

vijf·daags [vɛivdaxs] ADJ

de vijfdaagse werkweek

die Fünftagewoche

tien·de¹ [tində] ADJ

tiende

zehntel

een tiende gedeelte

ein Zehntel

ge·daag·de <gedaagde|n> [ɣədaɣdə] SUBST m en f

gedaagde

Beklagte(r) f(m)

uit·daag·ster SUBST f

uitdaagster weibliche Form von uitdager

Siehe auch: uitdager

uit·da·ger <uitdager|s> [œydaɣər] SUBST m

uitdager

Herausforderer m

tien·kamp <tienkamp|en> [tiŋkɑmp] SUBST m

tienkamp

Zehnkampf m

al·le·daags <alledaagse, alledaagser, meest alledaags> [ɑlədaxs] ADJ

alledaags

alltäglich

uit·vaag·sel <uitvaagsel|s> [œytfaxsəl] SUBST nt

uitvaagsel

Auswurf m

uitvaagsel abw

Abschaum m abw

tien·tal <tiental|len> [tintɑl] SUBST nt

tiental

Zehner m

enige tientallen klanten

Dutzende [o. dutzende] (von) Kunden

tien·tje <tientje|s> [tincə] SUBST nt (biljet)

tientje

Zehneuroschein m

tientje

Zehner m ugs

het kost maar een tientje

es kostet nur zehn Euro

daags¹ [daxs] ADJ

1. daags (dagelijks):

daags

täglich

2. daags (iedere dag dienstdoend):

daags

alltäglich

daags

Alltags-

de daagse kleren

die Alltagskleider Pl