Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „aanbinden“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

aan·bin·den <bond aan, h. aangebonden> [ambɪndə(n)] VERB trans

1. aanbinden (vastmaken):

aanbinden

2. aanbinden (beginnen te doen):

aanbinden
aanbinden
de strijd met [o. tegen ] iem aanbinden
de strijd met [o. tegen ] iem aanbinden (ruzie)

Beispielsätze für aanbinden

de strijd aanbinden (tegen)
de schaatsen aanbinden
de kat de bel aanbinden übtr
de strijd met [o. tegen ] iem aanbinden

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski