Niederländisch » Deutsch

aan·maak·kos·ten [amakɔstə(n)] SUBST Pl

aan·ma·ken <maakte aan, h. aangemaakt> [amakə(n)] VERB trans

3. aanmaken (doen branden):

aan·maak [amak] SUBST m geen Pl

mei·klok·je <meiklokje|s> [mɛɪklɔkjə] SUBST nt


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski