Übersetzungen für „beantwoorden“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

be·ant·woor·den¹ <beantwoordde, h. beantwoord> [bəɑntwordə(n)] VERB trans

beantwoorden (antwoord geven op)

beantworten

beantwoorden (ingaan tegen)

begegnen +Dat

beantwoorden (bezoek, groet, gevoelens)

erwidern

een vraag bevestigend beantwoorden

eine Frage bejahen

be·ant·woor·den² <beantwoordde, h. beantwoord> [bəɑntwordə(n)] VERB intr

1. beantwoorden (voldoen):

beantwoorden

entsprechen +Dat

aan een doel beantwoorden

einen Zweck erfüllen

aan een doel beantwoorden

einem Zweck entsprechen

aan de eisen beantwoorden

den Anforderungen genügen

aan de verwachtingen beantwoorden (goed blijken te zijn)

sich bewähren

niet aan de verwachtingen beantwoorden

hinter den Erwartungen zurückbleiben

2. beantwoorden:

beantwoorden (geheel overeenkomen met)

übereinstimmen (mit)

beantwoorden (geheel overeenkomen met)

entsprechen +Dat

beantwoorden (tegemoetkomen)

entgegenkommen +Dat

het voorstel beantwoordde aan mijn wensen

der Vorschlag kam meinen Wünschen entgegen

daaraan beantwoordend

dementsprechend

Beispielsätze für beantwoorden

aan het doel beantwoorden

seinen Zweck erfüllen

aan zijn roeping beantwoorden

seiner Berufung folgen

aan een doel beantwoorden

einen Zweck erfüllen

aan de eisen beantwoorden

den Anforderungen genügen

aan de verwachtingen beantwoorden (goed blijken te zijn)

sich bewähren

een vraag bevestigend beantwoorden

eine Frage bejahen

een vraag positief beantwoorden

eine Frage positiv beantworten [o. mit ‘Ja’ beantworten]

iems gevoelens beantwoorden

jds Gefühle erwidern

vragen stellen/beantwoorden

Fragen stellen/beantworten

beantwoorden aan de gestelde verwachtingen

den Erwartungen entsprechen

niet aan de verwachtingen beantwoorden

hinter den Erwartungen zurückbleiben

niet aan de verwachting beantwoorden

hinter den Erwartungen zurückbleiben

één gek kan meer vragen dan tien wijzen kunnen beantwoorden Sprichw

ein Narr kann mehr fragen, als zehn Kluge beantworten können