Übersetzungen für „bemoeien“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

be·moei·en <bemoeide zich, h. zich bemoeid> [bəmujə(n)] VERB wk ww zich bemoeien

1. bemoeien (zich mengen (in)):

bemoeien

sich (ein)mischen in +Akk

2. bemoeien (het in orde maken van iets):

bemoeien

sich kümmern um

de politie moest zich ermee bemoeien

die Polizei musste eingreifen

3. bemoeien (personen):

bemoeien

sich kümmern um

met die lui bemoei ik me niet

mit diesen Leuten gebe ich mich nicht ab

Beispielsätze für bemoeien

zich ongevraagd bemoeien met …

sich ungebeten einmischen in +Akk …

zich nergens mee bemoeien (geen zorg dragen)

sich um nichts kümmern

zich met andermans zaken bemoeien

sich in fremde Angelegenheiten mischen

de politie moest zich ermee bemoeien

die Polizei musste eingreifen

zich met zijn eigen zaken bemoeien

sich um seine eigenen Angelegenheiten kümmern

ik ga me daar niet mee bemoeien

ich werde mich da nicht einmischen