Übersetzungen für „beukennoot“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

beu·ken·hout [bøkə(n)hɑut] SUBST nt geen Pl

beukenhout

Buchenholz nt

beukenhout

Buche f

beu·ken¹ [bøkə(n)] ADJ attr

beuken

buchen

beuken

aus Buche(nholz)

hu·ge·noot <huge|noten> [hyɣənot] SUBST m

hugenoot

Hugenotte m

ok·ker·noot¹ <okker|noten> [ɔkərnot] SUBST m (boom)

okkernoot

Walnussbaum m

pe·per·noot <peper|noten> [pepərnot] SUBST f

pepernoot

Pfeffernuss f

voet·noot <voet|noten> [vutnot] SUBST f

1. voetnoot (noot onder aan een bladzijde):

voetnoot

Fußnote f

2. voetnoot (kanttekening):

voetnoot

Anmerkung f

voetnoot

Bemerkung f

ha·zel·noot <hazel|noten> [hazəlnot] SUBST f (noot)

hazelnoot

Haselnuss f

ko·kos·noot <kokos|noten> [kokɔsnot] SUBST f

kokosnoot

Kokosnuss f

lot·ge·noot <lotge|noten> [lɔtxənot] SUBST m

lotgenoot

Schicksalsgenosse m

lotgenoot

Leidensgenosse m

lotgenoot

Schicksalsgefährte m

bond·ge·noot <bondge|noten> [bɔntxənot] SUBST m

1. bondgenoot (geallieerde):

bondgenoot

Bundesgenosse m

bondgenoot

Verbündete(r) m

bondgenoot

Bündnispartner m

2. bondgenoot (iem met hetzelfde doel):

bondgenoot

Bundesgenosse m

bondgenoot

Verbündete(r) m

ca·shew·noot <cashew|noten> [kɛʃunot] SUBST f

cashewnoot

Cashewnuss f

deel·ge·noot <deel|genoten> [delɣənot] SUBST m

1. deelgenoot:

deelgenoot (iem die met een ander iets deelt: geheim)

Mitwisser m

deelgenoot (iem die met een ander iets deelt: ongeluk)

Schicksalsgenosse m

iem deelgenoot maken van een geheim

jdm ein Geheimnis anvertrauen

iem deelgenoot van zijn vreugde maken

jdn an seiner Freude teilnehmen lassen

2. deelgenoot (compagnon):

deelgenoot

Kompagnon m

deelgenoot

Partner m

mu·ziek·noot <muziek|noten> [myziknot] SUBST f

muzieknoot

Note f

reis·ge·noot <reisge|noten> [rɛisxənot] SUBST m

reisgenoot

Reisegefährte m