Übersetzungen für „beursuitkeerder“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

beurs·koers <beurskoers|en> [børskurs] SUBST m

beurskoers

Börsenkurs m

beurs·no·te·ring <beursnotering|en> [børsnoterɪŋ] SUBST f

1. beursnotering (koersen):

beursnotering

Börsennotierung f

2. beursnotering (prijscourant):

beursnotering

Kurszettel m

par·keer·der <parkeerder|s> [pɑrkerdər] SUBST m

parkeerder

Parker m

kort·par·keer·der <kortparkeerder|s> [kɔrtpɑrkerdər] SUBST m

kortparkeerder

Kurzparker m

be·heer·der <beheerder|s> [bəherdər] SUBST m

1. beheerder (exploitant):

beheerder

Verwalter m

beheerder

Geschäftsführer m

2. beheerder:

beheerder (andermans eigendom)

Verwalter m

beheerder (van een stichting)

Kurator m

ver·eer·der <vereerder|s> [vərerdər] SUBST m

vereerder

Verehrer m

uit·voer·der <uitvoerder|s> [œytfurdər] SUBST m

1. uitvoerder bouww.:

uitvoerder

Bauführer m

2. uitvoerder (van testament, vonnis):

uitvoerder

Vollstrecker m