Übersetzungen für „bevraging“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

be·la·ging SUBST f geen Pl

belaging

Stalking nt

be·vrij·ding [bəvrɛidɪŋ] SUBST f geen Pl

bevrijding

Befreiung f

ver·tra·ging <vertraging|en> [vərtraɣɪŋ] SUBST f

1. vertraging (het vertragen):

vertraging

Verlangsamung f

vertraging

Verzögerung f

2. vertraging (oponthoud):

vertraging

Verspätung f

vertraging ondervinden

sich verspäten

3. vertraging techn.:

vertraging

Verzögerung f

be·vlie·ging <bevlieging|en> [bəvliɣɪŋ] SUBST f

bevlieging (opwelling)

Anwandlung f

bevlieging (kortstondige gril)

(launische(r)) Einfall m

on·der·vra·ging <ondervraging|en> [ɔndərvraɣɪŋ] SUBST f

ondervraging (verhoor)

Vernehmung f

ondervraging (verhoor)

Verhör nt

ondervraging (het vragen om informatie, interview)

Befragung f

ver·la·ging <verlaging|en> [vərlaɣɪŋ] SUBST f

een verlaging met [o. van ] één procent

eine Senkung um ein Prozent

een verlaging van de straf

eine Strafminderung

be·vruch·ting <bevruchting|en> [bəvrʏxtɪŋ] SUBST f

bevruchting

Befruchtung f

bevruchting (dieren)

Besamung f

be·vreem·ding [bəvremdɪŋ] SUBST f geen Pl

bevreemding

Befremden nt

tot mijn bevreemding

zu meinem Befremden

be·vei·li·ging <beveiliging|en> [bəvɛiləɣɪŋ] SUBST f

beveiliging (bescherming)

Schutz m

beveiliging (veilig maken)

Sicherung f

be·ves·ti·ging <bevestiging|en> [bəvɛstəɣɪŋ] SUBST f

1. bevestiging (vastmaking):

bevestiging

Befestigung f

2. bevestiging:

bevestiging (tegenover ontkenning)

Bestätigung f

bevestiging (schriftelijk)

Bescheinigung f

be·toe·la·ging <betoelaging|en> [bətulaɣɪŋ] SUBST f belg

betoelaging

Bezuschussung f

be·vriend [bəvrint] ADJ

bevriend

befreundet

met iem bevriend raken

sich mit jdm befreunden [o. anfreunden]

be·vre·di·gend <bevredigende, bevredigender, bevredigendst> [bəvredəɣənt] ADJ

bevredigend

befriedigend

bevredigend

zufriedenstellend

be·raad·sla·ging <beraadslaging|en> [bəratslaɣɪŋ] SUBST f

beraadslaging

Beratung f

beraadslaging

Beratschlagung f

zelf·be·vre·di·ging [zɛlvbəvredəɣɪŋ] SUBST f geen Pl

zelfbevrediging

Selbstbefriedigung f

be·vrach·ten <bevrachtte, h. bevracht> [bəvrɑxtə(n)] VERB trans

1. bevrachten:

bevrachten (vracht laden in, op)

befrachten

bevrachten (wagen vooral)

beladen

2. bevrachten (beladen):

bevrachten ook übtr

beladen

be·vre·di·gen <bevredigde, h. bevredigd> [bəvredəɣə(n)] VERB trans

bevredigen

befriedigen

be·las·ting·ver·la·ging <belastingverlaging|en> [bəlɑstɪŋvərlaɣɪŋ] SUBST f

belastingverlaging

Steuersenkung f

uitdaging SUBST

Benutzereintrag

uitdaging

Provokation f