Niederländisch » Deutsch

bom·men·wer·per <bommenwerper|s> [bɔmə(n)wɛrpər] SUBST m

1. bommenwerper (vliegtuig):

Bomber m ugs

2. bommenwerper (geschut):

over·gooi·er <overgooier|s> [ovərɣojər] SUBST m

om·ver·gooi·en <gooide omver, h. omvergegooid> [ɔmvɛrɣojə(n)] VERB trans

om·gooi·en <gooide om, h. omgegooid> [ɔmɣojə(n)] VERB trans

1. omgooien (omverwerpen):

2. omgooien (vlug omwenden):

3. omgooien ugs (kleding):

4. omgooien ugs (veranderen):

over·gooi·en <gooide over, h. overgegooid> [ovərɣojə(n)] VERB trans

ei·er·dooi·er <eierdooier|s> [ɛiərdojər] SUBST m

zout·strooi·er <zoutstrooier|s> [zɑutstrojər] SUBST m

1. zoutstrooier (voor tafelzout):

2. zoutstrooier (strooiauto):

in·gooi·en2 <gooide in, h. ingegooid> [ɪŋɣojə(n)] VERB trans

1. ingooien (gooiend binnen doen komen):

werfen in +Akk

2. ingooien (door een worp breken):

bom·men <bomde, h. gebomd> [bɔmə(n)] VERB intr

op·gooi·en <gooide op, h. opgegooid> [ɔpxojə(n)] VERB trans (omhooggooien)

los·gooi·en <gooide los, h. losgegooid> [lɔsxojə(n)] VERB trans

mis·gooi·en <gooide mis, h. misgegooid> [mɪsxojə(n)] VERB trans

ver·gooi·en <vergooide, h. vergooid> [vərɣojə(n)] VERB trans

weg·gooi·en <gooide weg, h. weggegooid> [wɛxojə(n)] VERB trans

dood·gooi·en <gooide dood, h. doodgegooid> [dotxojə(n)] VERB trans

1. doodgooien (doden):

neer·gooi·en <gooide neer, h. neergegooid> [nerɣojə(n)] VERB trans

1. neergooien (naar beneden gooien):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski