Übersetzungen für „fakavond“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

val·avond [vɑlavɔnt] SUBST m geen Pl belg

valavond

Abenddämmerung f

bij valavond

bei Einbruch der Dämmerung

van·avond [vɑnavɔnt] ADV

vanavond

heute Abend

de spreker van vanavond

der Redner des heutigen Abends

feest·avond <feestavond|en> [festavɔnt] SUBST m

feestavond

Festabend m

ga·la-avond <gala-avond|en> [ɣalaavɔnt] SUBST m

gala-avond

Galaabend m

praat·avond <praatavond|en> [pratavɔnt] SUBST m

praatavond

Diskussionsabend m

koop·avond <koopavond|en> [kopavɔnt] SUBST m

koopavond

Dienstleistungsabend m

donderdag koopavond

lange(r) Donnerstag m

voor·avond <vooravond|en> [voravɔnt] SUBST m

1. vooravond (avond vóór iets gewichtigs):

vooravond

Vorabend m

2. vooravond (eerste deel van de avond):

vooravond

frühe(r) Abend m

in de vooravond

am frühen Abend