Übersetzungen für „flierefluiten“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

flie·re·flui·ter <flierefluiter|s> [flirəflœytər] SUBST m

flierefluiter

Leichtfuß m

flierefluiter

Lebemann m

af·flui·ten <floot af, h. afgefloten> [ɑflœytə(n)] VERB trans

affluiten

abpfeifen

be·slui·ten² <besloot, h. besloten> [bəslœytə(n)] VERB trans

1. besluiten (beëindigen):

besluiten

beenden

besluiten

beschließen

besluiten

abschließen

2. besluiten (een besluit nemen):

besluiten

beschließen

besluiten

entscheiden

3. besluiten (afleiden):

besluiten

schließen

besluiten

folgern

in·slui·ten <sloot in, h. ingesloten> [ɪnslœytə(n)] VERB trans

1. insluiten (bijsluiten):

insluiten

beifügen

insluiten

beilegen

bij de brief een antwoordformulier insluiten

dem Brief einen Antwortschein beilegen

geld bij een brief insluiten

Geld in einen Brief einlegen

2. insluiten (omgeven, omsingelen):

insluiten

einkreisen

insluiten mil.

einkesseln

een tegenstander insluiten SPORT

einen Gegner einkreisen

3. insluiten (opsluiten):

insluiten

einschließen

insluiten

einsperren

4. insluiten (impliceren):

insluiten

einschließen

uit·slui·ten <sloot uit, h. uitgesloten> [œytslœytə(n)] VERB trans

uitsluiten

ausschließen

uitsluiten (werknemers bij staking)

aussperren

zij wordt van verdere deelname uitgesloten

sie wird von der weiteren Teilnahme ausgeschlossen

bui·ten·slui·ten <sloot buiten, h. buitengesloten> [bœytə(n)slœytə(n)] VERB trans

1. buitensluiten (niet binnenlaten):

buitensluiten

ausschließen

buitensluiten

aussperren

het zonlicht buitensluiten

das Sonnenlicht fernhalten

2. buitensluiten (niet laten meedoen; onmogelijk maken):

buitensluiten

ausschließen

aan·een·slui·ten² <sloot aaneen, h. aaneengesloten> [anenslœytə(n)] VERB trans (strak tegen elkaar aan leggen)

aaneensluiten

zusammenfügen

de stukken aaneensluiten

die Teile zusammenfügen

re·crui·ten <recruitte, h. gerecruit> [rikruːtə(n)] VERB trans

recruiten

(Personal) anwerben