Übersetzungen für „groeicijfer“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

in·dex·cij·fer <indexcijfer|s> [ɪndɛksɛifər] SUBST nt econ.

indexcijfer

Indexzahl f

indexcijfer

Indexziffer f

het indexcijfer voor de kosten van levensonderhoud

der Lebenshaltungsindex

ge·boor·te·cij·fer <geboortecijfer|s> [ɣəbortəsɛifər] SUBST nt

geboortecijfer

Geburtenrate f

de daling van het geboortecijfer

der Geburtenrückgang

de jaren met een laag geboortecijfer

die geburtenschwachen Jahrgänge Pl

kijk·cij·fer <kijkcijfer|s> [kɛiksɛifər] SUBST nt

kijkcijfer

Einschaltquote f

kijkcijfer

Sehbeteiligung f

groei·pro·ces <groeiproces|sen> [ɣrujprosɛs] SUBST nt

groeiproces

Wachstumsprozess m

groen·tje <groentje|s> [ɣruncə] SUBST nt

groentje (melkmuil)

Grünschnabel m ugs

groentje (beginneling)

blutige(r) Anfänger m

groentje (bij studentencorps)

Fuchs m

groen·tijd [ɣruntɛit] SUBST m geen Pl (ontgroeningstijd)

groentijd

≈ Fuchszeit f

groen·te·boer <groenteboer|en> [ɣruntəbur] SUBST m

groenteboer

Gemüsehändler m

groenteboer

Gemüsemann m ugs

groenteboer (winkel)

Gemüseladen m

rap·port·cij·fer <rapportcijfer|s> [rɑpɔrtsɛifər] SUBST nt

rapportcijfer

Note f

rapportcijfer

Zensur f

sterf·te·cij·fer <sterftecijfer|s> [stɛrftəsɛifər] SUBST nt

sterftecijfer

Sterblichkeit f

sterftecijfer

Sterbeziffer f

sterftecijfer

Sterblichkeitsziffer f

sterftecijfer

Mortalität f form