Niederländisch » Deutsch

hoog·lo·pend [hoxlopənt] ADJ

af·ge·lo·pen1 [ɑfxəlopə(n)] ADJ

hoog·oven <hoogoven|s> [hoxovə(n)] SUBST m

toe·lo·pen <liep toe, i. toegelopen> [tulopə(n)] VERB intr

hoog·ge·leerd [hoxəlert] ADJ

hoog·veen <hoog|venen> [hoxfen] SUBST nt

1. hoogveen (boven de grondwaterspiegel gevormd veen):

2. hoogveen (streek):

hoog·te·lijn <hoogtelijn|en> [hoxtəlɛin] SUBST f

1. hoogtelijn wisk.:

Höhe f

2. hoogtelijn (niveaulijn):

hoog·sei·zoen <hoogseizoen|en> [hoxsɛizun] SUBST nt


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski