Übersetzungen für „inlegkruisje“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

in·leg·lui·er <inlegluier|s> [ɪnlɛxlœyjər] SUBST f

inlegluier

Höschenwindel f

snoep·reis·je <snoepreisje|s> [snuprɛiʃə] SUBST nt

1. snoepreisje:

snoepreisje (uitstapje)

Vergnügungsfahrt f

snoepreisje (uitstapje)

Vergnügungsreise f

snoepreisje (met auto)

Spritztour f ugs

2. snoepreisje (reis op kosten van werkgever):

snoepreisje

angebliche Dienstreise f

weg·krui·sing <wegkruising|en> [wɛxkrœysɪŋ] SUBST f

wegkruising

Straßenkreuzung f

wegkruising

Kreuzung f

weg·krui·pen <kroop weg, i. weggekropen> [wɛxkrœypə(n)] VERB intr

1. wegkruipen (zich verwijderen):

wegkruipen

fortkriechen

wegkruipen

wegkriechen

2. wegkruipen (wegduiken):

wegkruipen

verkriechen

kin·der·meis·je <kindermeisje|s> [kɪndərmɛiʃə] SUBST nt

kindermeisje

Kindermädchen nt

win·kel·meis·je SUBST nt

winkelmeisje → winkeljuffrouw

Siehe auch: winkeljuffrouw

win·kel·juf·frouw <winkeljuffrouw|en> [wɪŋkəljʏfrɑu] SUBST f

winkeljuffrouw

Verkäuferin f