Übersetzungen für „lintjesregen“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

hin·ter·ˈle·gen² VERB trans

hinterlegen

deponeren

hinterlegen

in bewaring geven

eine Kaution hinterlegen

cautie stellen

ˈEis·re·gen SUBST m

1. Eisregen (Regen mit Eiskörnern):

Eisregen

ijsregen

2. Eisregen (Regen, der auf dem Boden sofort gefriert):

Eisregen

ijzel

ˈNie·sel·re·gen SUBST m

Nieselregen

motregen

Nieselregen

druilregen

Ge·ˈwit·ter·re·gen SUBST m

Gewitterregen

onweersbui

Gewitterregen

onweersvlaag

ˈDau·er·re·gen SUBST m

Dauerregen

langdurige regenval

ˈPlatz·re·gen SUBST m

Platzregen

stortregen

Platzregen

slagregen

ˈSchnee·re·gen SUBST m

Schneeregen

sneeuwregen

hin·ˈge·gen [hɪnˈgeːgn̩] KONJ geh

hingegen

daarentegen

ˈhin·le·gen¹ VERB trans

1. hinlegen (niederlegen):

hinlegen

neerleggen

hinlegen

wegleggen

2. hinlegen ugs (eindrucksvoll darbieten):

hinlegen

met flair brengen

einen Tango hinlegen

met flair een tango dansen