Übersetzungen für „ontbossing“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ont·bos·sen <ontboste, h. ontbost> [ɔndbɔsə(n)] VERB trans

ontbossen

entwalden

ontbossen (kaalslaan)

abholzen

be·bos·sing <bebossing|en> [bəbɔsɪŋ] SUBST f

bebossing

Bewaldung f

ont·be·ring <ontbering|en> [ɔndberɪŋ] SUBST f

ontbering

Entbehrung f

ont·bin·ding <ontbinding|en> [ɔndbɪndɪŋ] SUBST f

1. ontbinding:

ontbinding (opheffing: huwelijk, parlement, vennootschap e.d.)

Auflösung f

ontbinding (opheffing: contract)

Lösung f

de ontbinding van de Tweede Kamer

die Auflösung der Zweiten Kammer

2. ontbinding:

ontbinding wisk., nat.

Zerlegung f

3. ontbinding:

ontbinding ook übtr (bederf)

Auflösung f

ontbinding (verrotting)

Verwesung f

ontbinding scheik.

Zersetzung f

ontbinding übtr

Zerfall m

in staat van ontbinding

in Verwesung übergegangen

in staat van ontbinding

in Auflösung begriffen

op·los·sing <oplossing|en> [ɔplɔsɪŋ] SUBST f

1. oplossing:

oplossing scheik., nat.

Lösung f

2. oplossing (antwoord):

oplossing

Lösung f

oplossing

Auflösung f

3. oplossing (bijlegging):

oplossing

Lösung f

oplossing

Klärung f

oplossing

Bereinigung f

4. oplossing (beëindiging, uitweg):

oplossing

Lösung f

oplossing

Klärung f

uit·dos·sing <uitdossing|en> [œydɔsɪŋ] SUBST f

uitdossing

Aufmachung f

uitdossing

Aufzug m abw

ont·boe·ze·ming <ontboezeming|en> [ɔndbuzəmɪŋ] SUBST f

ontboezeming

Herzenserguss m

ontboezeming

Herzensergießung f