Niederländisch » Deutsch

ri·vier·vaart [rivirvart] SUBST f geen Pl

ri·vier·baars <rivier|baarzen> [rivirbars] SUBST m

ver·vlak·ken1 <vervlakte, h. vervlakt> [vərvlɑkə(n)] VERB trans (vlak maken)

ri·vier·bed <rivierbed|den> [rivirbɛt] SUBST nt

beeld·op·per·vlak·te <beeldoppervlakte|n, beeldoppervlakte|s> [beltɔpərvlɑktə] SUBST f

laag·vlak·te <laagvlakte|n, laagvlakte|s> [laxflɑktə] SUBST f

gras·vlak·te <grasvlakte|n, grasvlakte|s> [ɣrɑsflɑktə] SUBST f

hoog·vlak·te <hoogvlakte|n, hoogvlakte|s> [hoxflɑktə] SUBST f

kust·vlak·te <kustvlakte|n, kustvlakte|s> [kʏstflɑktə] SUBST f

zand·vlak·te <zandvlakte|s, zandvlakte|n> [zɑntflɑktə] SUBST f

ri·vier <rivier|en> [rivir] SUBST f

1. rivier:

Fluss m
Strom m

2. rivier (stromende hoeveelheid):

Strom m

op·per·vlak <oppervlak|ken> [ɔpərvlɑk] SUBST nt

ci·lin·der·vlak <cilindervlak|ken> [silɪndərvlɑk] SUBST nt


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski