Niederländisch » Deutsch

te·recht·kun·nen <kon terecht, h. terechtgekund> [tərɛxtkʏnə(n)] VERB intr

1. terechtkunnen (toegang hebben):

2. terechtkunnen (zijn doel kunnen bereiken):

te·recht·ko·men <kwam terecht, i. terechtgekomen> [tərɛxtkomə(n)] VERB intr

1. terechtkomen (op de juiste plaats komen):

3. terechtkomen (slagen):

4. terechtkomen (teruggevonden worden):

te·recht·bren·gen <bracht terecht, h. terechtgebracht> [tərɛxtbrɛŋə(n)] VERB trans

te·recht·wij·zen <wees terecht, h. terechtgewezen> [tərɛxtwɛizə(n)] VERB trans

te·recht·stel·len <stelde terecht, h. terechtgesteld> [tərɛxtstɛlə(n)] VERB trans

te·recht·staan <stond terecht, h. terechtgestaan> [tərɛxtstan] VERB intr

toe·kun·nen <kon toe, h. toegekund> [tukʏnə(n)] VERB intr


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski