Übersetzungen für „vaandeldrager“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

fak·kel·dra·ger <fakkeldrager|s> [fɑkəldraɣər] SUBST m

fakkeldrager

Fackelträger m

vaan·del·zwaai·en [vandəlzwajə(n)] VERB alleen inf. als zn.

vaandelzwaaien

Fahnenschwingen nt

aids·dra·ger <aidsdrager|s> [etsdraɣər] SUBST m

aidsdrager

HIV-Infizierte(r) m

ba·ga·ge·dra·ger <bagagedrager|s> [baɣaʒədraɣər] SUBST m

bagagedrager

Gepäckträger m

aan·dra·gen <droeg aan, h. aangedragen> [andraɣə(n)] VERB trans

aandragen

herantragen

aandragen

herbeischaffen

met iets komen aandragen

mit etw kommen

met iets komen aandragen übtr

etw ins Spiel bringen

aan·kla·ger <aanklager|s> [aŋklaɣər] SUBST m

aanklager

Ankläger m

aanklager

Kläger m

de openbare aanklager

der Staatsanwalt

de openbare aanklager (collectief)

die Staatsanwaltschaft

ba·cil·len·dra·ger <bacillendrager|s> [bɑsɪlə(n)draɣər] SUBST m

bacillendrager

Bazillenträger m

bacillendrager

Keimträger m

vaan·del·stok <vaandelstok|ken> [vandəlstɔk] SUBST m

vaandelstok

Fahnenmast m

vaandelstok

Fahnenstange f

vaan·drig <vaandrig|s> [vandrɪx] SUBST m

vaandrig

Fähnrich m

bril·dra·ger <brildrager|s> [brɪldraɣər] SUBST m

brildrager

Brillenträger m

vaan·del <vaandel|s> [vandəl] SUBST nt

1. vaandel (vlag):

vaandel ook übtr

Fahne f

vaandel ook übtr

Flagge f

iets in zijn vaandel schrijven

etw auf seine Fahne schreiben

iem/iets hoog in het vaandel hebben (staan) übtr

jdn/etw hochhalten

onder iems vaandel strijden

unter jds Flagge kämpfen

2. vaandel (veldteken):

vaandel

Banner nt