Niederländisch » Deutsch

ver·ste·de·lij·ken <verstedelijkte, i. verstedelijkt> [vərstedələkə(n)] VERB intr

ver·ge·lij·king <vergelijking|en> [vɛrɣəlɛikɪŋ] SUBST f

2. vergelijking (opsomming van de overeenkomsten en verschillen):

ver·we·zen·lij·king <verwezenlijking|en> [vərwezə(n)ləkɪŋ] SUBST f

ver·ste·ke·ling <verstekeling|en> [vərstekəlɪŋ] SUBST m

ver·ster·king <versterking|en> [vərstɛrkɪŋ] SUBST f

1. versterking (het versterken):

2. versterking (middel dat versterkt):

4. versterking (fortificatie):

ver·stik·king <verstikking|en> [vərstɪkɪŋ] SUBST f

ver·strek·king <verstrekking|en> [vərstrɛkɪŋ] SUBST f

ver·stan·de·lijk <verstandelijke, verstandelijker, verstandelijkst> [vərstɑndələk] ADJ

ver·ste·ke·lin·ge SUBST f

verstekelinge weibliche Form von verstekeling

Siehe auch: verstekeling

ver·ste·ke·ling <verstekeling|en> [vərstekəlɪŋ] SUBST m

ver·sto·te·ling <verstoteling|en> [vərstotəlɪŋ] SUBST m


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski