Übersetzungen für „losgemaakt“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

ˈaus·ge·macht [ˈ͜ausgəmaxt] ADJ

1. ausgemacht ugs (entschieden):

ausgemacht

uitgemaakt

ausgemacht

zeker

ausgemacht

vaststaand

(eine) ausgemachte Sache

een uitgemaakte zaak

2. ausgemacht (eingefleischt):

ausgemacht

uitgesproken

ausgemacht

volslagen

ausgemacht

volmaakt

ˈhaus·ge·macht [ˈh͜ausgəmaxt] ADJ (im eigenen Haushalt hergestellt)

hausgemacht

eigengemaakt

hausgemacht

zelf bereid

ˈlos·ge·hen VERB intr unreg

1. losgehen (auf etw zugehen):

losgehen

(erop) afgaan

losgehen

erop losgaan [o. afstormen]

er geht direkt auf sein Ziel los

hij gaat recht op zijn doel af

2. losgehen ugs (starten):

losgehen

vertrekken

losgehen

(weg)gaan

3. losgehen ugs (beginnen):

losgehen

beginnen

auf los geht's los!

direct begint het!

auf los geht's los!

ga maar vast in de startblokken staan!

kann es losgehen?

kunnen we beginnen?

4. losgehen ugs (sich lösen):

losgehen

losgaan

losgehen

losraken

5. losgehen ugs:

losgehen (Schuss)

gelost [o. afgevuurd] worden

losgehen (Sprengsatz)

ontploffen

losgehen (Sprengsatz)

exploderen