Übersetzungen für „medearbeidster“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

Be·ˈar·bei·ter(in) <Bearbeiters, Bearbeiter> SUBST m(f)

Bearbeiter(in)

bewerker(bewerkster) m (f)

ˈBerg·ar·bei·ter SUBST m

Bergarbeiter

mijnwerker

ˈHeim·ar·bei·ter(in) SUBST m(f)

Heimarbeiter(in)

thuiswerker(thuiswerkster) m (f)

Heimarbeiter(in)

huisarbeider(huisarbeidster) m (f)

be·ˈar·bei·ten VERB trans

1. bearbeiten (Holz, Manuskript umarbeiten):

bearbeiten

bewerken

2. bearbeiten (sich mit einem Thema befassen):

Akten bearbeiten

akten doorwerken

Anträge bearbeiten

aanvragen behandelen

einen Mordfall bearbeiten

met het onderzoek in een moordzaak belast zijn

die Post bearbeiten

de post afhandelen

3. bearbeiten ugs (auf jdn einwirken):

bearbeiten

bewerken

ˈTe·le·ar·beit SUBST f

Telearbeit

telewerk

Telearbeit

het telewerken

ˈmaß·ge·ar·bei·tet [-gəʔarb͜aitət] ADJ

maßgearbeitet

op maat gemaakt

ˈBau·ar·bei·ter SUBST m

Bauarbeiter

bouwvakker

Bauarbeiter

bouwvakarbeider

ˈFach·ar·bei·ter(in) SUBST m(f)

Facharbeiter(in)

vakarbeider(vakarbeidster) m (f)

Facharbeiter(in)

vakman(vakvrouw) m (f)

ˈGast·ar·bei·ter(in) SUBST m(f) veraltet

Gastarbeiter(in)

gastarbeider(gastarbeidster) m (f)

ˈKopf·ar·bei·ter SUBST m

Kopfarbeiter

hoofdarbeider

Kopfarbeiter

intellectueel

ˈLand·ar·bei·ter(in) SUBST m(f)

Landarbeiter(in)

landarbeider(landarbeidster) m (f)

ˈMit·ar·bei·ter(in) SUBST m(f) (Kollege, Mitglied der Belegschaft)

Mitarbeiter(in)

medewerker(medewerkster) m (f)

freier Mitarbeiter

freelance medewerker

ständiger Mitarbeiter

medewerker in vaste dienst

ständiger Mitarbeiter

vaste medewerker

ˈVor·ar·bei·ter(in) SUBST m(f)

Vorarbeiter(in)

voorman(vrouwelijke voorman) m (f)

Vorarbeiter(in)

voorwerker(voorwerkster) m (f)

Vorarbeiter(in)

voorarbeider(voorarbeidster) m (f)

ˈHand·ar·bei·ter(in) SUBST m(f)

Handarbeiter(in)

handarbeider(handarbeidster) m (f)

Handarbeiter(in)

handwerksman(handwerksvrouw) m (f)

ˈSach·be·ar·bei·ter(in) SUBST m(f)

Sachbearbeiter(in)

(administratief [o. commercieel] ) medewerker((administratief) medewerkster) m (f)

ˈAr·bei·ter(in) <Arbeiters, Arbeiter> [ˈarb͜aitɐ] SUBST m(f)

1. Arbeiter:

Arbeiter(in) (Landwirtschaft)

arbeider(arbeidster) m (f)

Arbeiter(in) (Industrie)

werknemer(werkster) m (f)

Arbeiter(in) (Industrie)

werkman

ein angelernter/gelernter/ungelernter Arbeiter

een halfwas/geschoold/ongeschoold arbeider

2. Arbeiter (jmd, der arbeitet):

Arbeiter(in)

werker(werkster) m (f)

Arbeiter(in)

arbeider(arbeidster) m (f)

Arbeiter(in)

iem die werkt

ˈhand·ge·ar·bei·tet [-gəʔarb͜aitət] ADJ

handgearbeitet

met de hand vervaardigd

ˈTe·le·ar·beits·platz SUBST m

Telearbeitsplatz

telearbeidsplaats