Übersetzungen für „oertijden“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈfer·ti·gen [ˈfɛrtɪgn̩] VERB trans geh (mit großer Sorgfalt)

fertigen

vervaardigen

fertigen

fabriceren

fertigen

produceren

etw mit der Hand [o. von Hand] fertigen

iets met de hand vervaardigen

ver·ˈtie·fen¹ [fɛɐ̯ˈtiːfn̩] VERB trans

1. vertiefen (tiefer machen):

vertiefen

verdiepen

vertiefen

uitdiepen

vertiefen

dieper maken

2. vertiefen (senken):

vertiefen

verlagen

3. vertiefen übtr (festigen):

vertiefen

verdiepen

vertiefen

vergroten

vertiefen

dieper ingaan op

eine Abneigung vertiefen

een afkeer versterken

ver·ˈtil·gen VERB trans

1. vertilgen (ausrotten):

vertilgen

verdelgen

vertilgen

uitroeien

Spuren vertilgen übtr

sporen uitwissen

2. vertilgen ugs (aufessen):

vertilgen

verorberen

vertilgen

naar binnen werken

ver·ˈtip·pen VERB trans ugs

vertippen

verkeerd typen [o. aanslaan]