Übersetzungen für „ontstemdheid“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

Ent·ˈscheid <Entscheid(e)s, Entscheide> [ɛntˈʃ͜ait] SUBST m

Entscheid

beslissing

Entscheid

uitspraak

Entscheid

vonnis nt

ent·ˈste·hen [-ˈʃteːən] VERB intr

entstehen (sich ergeben)

ontstaan

entstehen (zu existieren beginnen)

tot ontwikkeling komen

entstehen (sich bilden)

zich ontwikkelen

es entstand der Eindruck, dass …

de indruk ontstond [o. werd gewekt] , dat …

ˈFremd·heit <Fremdheit, Fremdheiten> SUBST f meist Sg

1. Fremdheit:

Fremdheit

vreemdheid

2. Fremdheit (Reserviertheit):

Fremdheit

gereserveerdheid

Ent·ˈste·hung <Entstehung> [ɛntˈʃteːʊŋ] SUBST f kein Pl

Entstehung

het ontstaan

Entstehung

wording

ent·ˈstei·gen [-ˈʃt͜aign̩] VERB intr

1. entsteigen geh (aussteigen):

entsteigen

uitstappen

entsteigen

uitstijgen

2. entsteigen geh (aufsteigen):

entsteigen

opstijgen uit

ent·ˈstei·nen [ɛntˈʃt͜ainən] VERB trans

entsteinen

ontpitten

ent·ˈstel·len [-ˈʃtɛlən] VERB trans

1. entstellen:

entstellen (verunstalten)

misvormen

entstellen (verunstalten)

mismaken

entstellen (verzerren)

verbasteren

ein von Schmerz entstelltes Gesicht

een van pijn vertrokken gezicht

einen Namen entstellen

een naam verbasteren

2. entstellen (verzerrt wiedergeben):

entstellen

verkeerd voorstellen [o. weergeven]

entstellen

verdraaien

ein entstellter Text

een verminkte tekst

ˈPost·stem·pel SUBST m

Poststempel (Gerät)

poststempel m of nt

Poststempel (Abdruck)

postmerk nt