Übersetzungen für „zekerheden“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

zer·ˈre·den VERB trans

zerreden

doodpraten

zerreden

stukpraten

ˈein·re·den¹ VERB intr (redend bedrängen)

einreden

inpraten (op)

be·ˈfrie·den [bəˈfriːdn̩] VERB trans geh

befrieden

de rust herstellen

befrieden

vrede stichten in

befrieden

pacificeren

über·ˈre·den [yːbɐˈreːdn̩] VERB trans

überreden

overreden

überreden

overhalen

zu·ˈfrie·den [ ͜tsuˈfriːdn̩] ADJ (befriedigt)

zufrieden

tevreden

mit jdm/etw zufrieden sein

tevreden zijn over iem/iets

un·ter·ˈre·den [ʊntɐˈreːdn̩] VERB refl geh

unterreden

spreken

unterreden

confereren

unterreden

een onderhoud hebben

da·ˈher·re·den VERB trans

daherreden

leuteren

daherreden

zwetsen

ˈaus·re·den¹ VERB intr A

ausreden

uitspreken

ausreden

zijn rede(voering) beëindigen

er hat ausgeredet

hij is klaar met spreken

ge·ˈmie·den [gəˈmiːdn̩] VERB

gemieden Part Perf von meiden

Siehe auch: meiden

ˈmei·den <mied, gemieden> [ˈm͜aidn̩] VERB trans geh

meiden

(ver)mijden

meiden

ontwijken

ˈmit·re·den VERB intr (mitbestimmen)

mitreden

meespreken

mitreden

meepraten

da habe ich auch ein Wörtchen mitzureden

daarin heb ik ook een woordje mee te spreken

da habe ich auch ein Wörtchen mitzureden

daar heb ik ook nog iets over te vertellen

ˈnach·re·den VERB trans

1. nachreden (wiederholen):

nachreden

napraten

nachreden

nazeggen

jdm alles nachreden

alles napraten wat iem zegt

2. nachreden (nachsagen):

jdm übel nachreden

van iem kwaadspreken

um·ˈfrie·den [ʊmˈfriːdn̩] VERB trans geh

umfrieden

omheinen

ˈdrein·re·den VERB intr

1. dreinreden ugs (dazwischenreden):

dreinreden

in de rede vallen

2. dreinreden ugs regional (sich einmischen):

dreinreden

laten gezeggen

dreinreden

voorschrijven

jdm dreinreden

zich met iems zaken bemoeien

ver·ˈab·re·den¹ [fɛɐ̯ˈʔapreːdn̩] VERB trans

verabreden

afspreken

ˈein·frie·den, ˈein·frie·di·gen [-friːdɪgn̩] VERB trans geh

einfrieden

omheinen

ge·ˈschie·den¹ ADJ

geschieden

gescheiden

wir sind geschiedene Leute übtr

het is uit tussen ons

her·ˈum·re·den VERB intr

1. herumreden ugs (belangloses Zeug reden):

herumreden

zwetsen

2. herumreden ugs (ausweichend reden):

herumreden

er omheen praten

ver·ˈhed·dern¹ [fɛɐ̯ˈhɛdɐn] VERB trans ugs (durcheinander bringen)

verheddern

in de war brengen [o. maken]