Übersetzungen für „zuurverdiend“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

un·ver·dient ADJ

unverdient

onverdiend

ver·ˈdient [fɛɐ̯ˈdiːnt] ADJ

1. verdient (Verdienste aufweisend):

verdient

verdienstelijk

sich um etw/jdn verdient machen

zich jegens [o. tegenover] iets/iem verdienstelijk maken

2. verdient SPORT (leistungsgemäß, zustehend):

verdient

verdiend

verdient

terecht

verdient

toekomend

ˈhoch·ver·dient [-fɛɐ̯diːnt] ADJ

hochverdient

zeer verdienstelijk

ˈwohl·ver·dient ADJ

wohlverdient

welverdiend

wohlverdient

ten volle verdiend

ˈZu·ver·dienst SUBST m

Zuverdienst

bijverdienste

ˈHaupt·ver·die·ner SUBST m

Hauptverdiener

kostwinner

ˈGroß·ver·die·ner(in) SUBST m(f)

Großverdiener(in)

grootverdiener

ˈBes·ser·ver·die·ner SUBST m

Besserverdiener

beter verdienende

Besserverdiener

iem met een hoger [o. bovenmodaal] inkomen

ˈBrut·to·ver·dienst SUBST m

1. Bruttoverdienst:

Bruttoverdienst

brutoloon

2. Bruttoverdienst:

Bruttoverdienst

brutowinst

ver·ˈdie·nen [fɛɐ̯ˈdiːnən] VERB trans

verdienen (als Verdienst bekommen)

verdienen

verdienen (zustehen)

aanspraak kunnen maken op

verdienen (zustehen)

recht hebben op

eine verdiente Person

een verdienstelijk persoon

das habe ich nicht um dich verdient!

dat heb ik niet aan jou verdiend!

ˈNe·ben·ver·dienst SUBST m

Nebenverdienst

bijverdienste

ˈschrei·end [ˈʃr͜aiənt] ADJ übtr (krass)

schreiend

schreeuwend

schreiend

opvallend

schreiend

kras

schreiend bunt

fel bont