Übersetzungen für „überspielung“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ver·spil·ling <verspilling|en> [vərspɪlɪŋ] SUBST f

verspilling

Verschwendung f

verspilling

Vergeudung f

de verspilling van tijd

die Zeitverschwendung

weer·spie·ge·ling <weerspiegeling|en> [werspiɣəlɪŋ] SUBST f

weerspiegeling

Widerspieg(e)lung f

weerspiegeling (afspiegeling)

Spiegelbild nt

weerspiegeling (afspiegeling)

Spieg(e)lung f

ver·spie·den <verspiedde, h. verspied> [vərspidə(n)] VERB trans

verspieden

auskundschaften

verspieden

ausspionieren

ver·spil·len <verspilde, h. verspild> [vərspɪlə(n)] VERB trans

verspillen

verschwenden

verspillen

vergeuden

ik zal er geen woorden meer aan verspillen

ich werde daran keine Worte mehr verschwenden

ver·spe·len <verspeelde, h. verspeeld> [vərspelə(n)] VERB trans

verspelen

verspielen

zijn geld en goed verspelen

sein Hab und Gut verspielen

iems gunst verspelen

sich Dat jds Gunst verscherzen

be·spie·den <bespiedde, h. bespied> [bəspidə(n)] VERB trans

1. bespieden:

bespieden

(heimlich) beobachten

bespieden (met oplettendheid waarnemen)

belauschen

2. bespieden:

bespieden (bespioneren)

bespitzeln

bespieden (bespioneren)

belauern

bespieden (van personen)

nachspionieren

over·ˈspe·len <overspeelde, h. overspeeld> [ovərspelə(n)] VERB trans

1. overspelen (ver overtreffen):

overspelen theat., SPORT

überspielen

overspelen theat., SPORT

ausspielen

overspelen theat., SPORT

an die Wand spielen ugs

2. overspelen muz. (door zijn spel onhoorbaar maken):

overspelen

übertönen

zijn kaart overspelen pol.

zu hoch pokern

over·spe·lig [ovərspeləx] ADJ

overspelig

ehebrecherisch

weer·spie·ge·len <weerspiegelde, h. weerspiegeld> [werspiɣələ(n)] VERB trans ook übtr

weerspiegelen

widerspiegeln

weerspiegelen (wederkerend werkwoord)

sich (wider)spiegeln

zijn gezicht weerspiegelde zijn stemming

sein Gesicht spiegelte seine Stimmung wider