Niederländisch » Deutsch

per·ver·sie <perversie|s> [pɛrvɛrzi] SUBST f

per·ver·si·teit <perversiteit|en> [pɛrvɛrzitɛit] SUBST f

ver·ver·sen <ververste, h. ververst> [vərvɛrsə(n)] VERB trans

1. verversen (weer vers maken):

over·ver·hit·ten <oververhitte, h. oververhit> [ovərvərhɪtə(n)] VERB trans

ver·ver·sing <verversing|en> [vərvɛrsɪŋ] SUBST f

ser·ve·ren <serveerde, h. geserveerd> [sɛrverə(n)] VERB trans

ener·ve·ren <enerveerde, h. geënerveerd> [enɛrverə(n)] VERB trans

ob·ser·ve·ren <observeerde, h. geobserveerd> [ɔpsɛrverə(n)] VERB trans

ver·sie·ren <versierde, h. versierd> [vərsirə(n)] VERB trans

1. versieren (opschikken, verfraaien):

3. versieren (voor elkaar krijgen):

4. versieren ugs (verleiden):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski