Übersetzungen für „überversicherung“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ver·ver·sing <verversing|en> [vərvɛrsɪŋ] SUBST f

verversing (het verversen)

Auffrischen nt

verversing (vervanging)

Auswechseln nt

ver·sie·ring <versiering|en> [vərsirɪŋ] SUBST f

1. versiering (wat dient om te versieren):

versiering

Verzierung f

versiering

Schmuck m selten Pl

dat is alleen maar versiering

das ist bloß zur Zierde [o. bloße Zierde]

2. versiering muz.:

versiering

Verzierung f

per·ver·sie <perversie|s> [pɛrvɛrzi] SUBST f

perversie

Perversion f

per·ver·si·teit <perversiteit|en> [pɛrvɛrzitɛit] SUBST f

perversiteit

Perversität f

ver·ver·sen <ververste, h. ververst> [vərvɛrsə(n)] VERB trans

1. verversen (weer vers maken):

verversen

auffrischen

2. verversen (door nieuwe vervangen):

verversen

(aus)wechseln

verversen

erneuern

de lucht verversen

frische Luft hereinlassen

olie verversen

Öl wechseln

her·ver·ka·ve·ling <herverkaveling|en> [hɛrvərkavəlɪŋ] SUBST f

herverkaveling

Bodenreform f

herverkaveling

Flurbereinigung f

ver·sie·ren <versierde, h. versierd> [vərsirə(n)] VERB trans

1. versieren (opschikken, verfraaien):

versieren

schmücken

versieren

verzieren

2. versieren (sieren):

versieren

schmücken

die bomen versieren het plantsoen

die Bäume schmücken den Park

3. versieren (voor elkaar krijgen):

versieren

schaffen

versieren

hinkriegen ugs

dat versier ik even

das werde ich schon hinkriegen

4. versieren ugs (verleiden):

versieren

aufreißen

een meisje versieren

ein Mädchen aufreißen

over·ver·hit·ten <oververhitte, h. oververhit> [ovərvərhɪtə(n)] VERB trans

oververhitten

überhitzen

een oververhitte motor

ein überhitzter Motor