Übersetzungen für „Funkortung“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

in·kor·ting <inkorting|en> [ɪŋkɔrtɪŋ] SUBST f

inkorting

Kürzung f

inkorting

Verkürzung f

in·kor·ten <kortte in, h. ingekort> [ɪŋkɔrtə(n)] VERB trans

inkorten

kürzen

een touw 5 cm inkorten

eine Schnur um 5 cm (ver)kürzen

fun·de·ring <fundering|en> [fʏnderɪŋ] SUBST f

1. fundering (grondslag):

fundering

Fundament nt

fundering übtr

Grundlage f

de fundering van heipalen

der Pfahlrost

2. fundering (het funderen):

fundering

Fundamentierung f

fun·ge·ren <fungeerde, h. gefungeerd> [fʏŋɣerə(n)] VERB intr

1. fungeren (de dienst verrichten van):

fungeren

fungieren

hij fungeert voorlopig als voorzitter

er fungiert vorübergehend als Vorsitzender

2. fungeren (in functie zijn):

fungeren

amtieren

fun·de·ren <fundeerde, h. gefundeerd> [fʏnderə(n)] VERB trans

1. funderen (van) grondvesten (voorzien):

funderen

fundamentieren

2. funderen übtr:

funderen

begründen

funderen

untermauern

funderen

fundamentieren form

funderen

fundieren form

gefundeerde kritiek

fundierte Kritik

deze bewering is nergens op gefundeerd

diese Behauptung entbehrt jeder Grundlage

een standpunt theoretisch funderen

einen Standpunkt theoretisch untermauern

af·kor·ten <kortte af, h. afgekort> [ɑfkɔrtə(n)] VERB trans

afkorten (weg, woord)

abkürzen

afkorten (tekst)

kürzen

be·kor·ten <bekortte, h. bekort> [bəkɔrtə(n)] VERB trans

bekorten

(ab)kürzen

bekorten

(ver)kürzen

een brief bekorten

einen Brief kürzen

zijn reis bekorten

seine Reise abkürzen [o. verkürzen]