Übersetzungen für „Gerichtsurteil“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

ge·richt·heid <gericht|heden> [ɣərɪxthɛɪt] SUBST f

1. gerichtheid (oogmerk, intentie):

gerichtheid

Ausrichtung f

gerichtheid

Ausgerichtetsein nt

2. gerichtheid (geaardheid, neiging):

gerichtheid

Veranlagung f

gerichtheid

Neigung f

ge·rit·sel [ɣərɪtsəl] SUBST nt geen Pl (geluid)

geritsel

Rascheln nt

op·richt·ster SUBST f

oprichtster weibliche Form von oprichter

Siehe auch: oprichter

op·rich·ter <oprichter|s> [ɔprɪxtər] SUBST m

oprichter

Gründer m

ge·richt¹ <gericht|en> [ɣərɪxt] SUBST nt

gericht

Gericht nt

het jongste gericht

das Jüngste Gericht

ge·rechts·hof <gerechts|hoven> [ɣərɛxtshɔf] SUBST nt

1. gerechtshof (rechterlijk college):

gerechtshof

Gerichtshof m

Internationaal Gerechtshof

Internationale(r) Gerichtshof m

2. gerechtshof (gebouw):

gerechtshof

Gericht nt

gerechtshof

Gerichtsgebäude nt

be·rich·ten <berichtte, h. bericht> [bərɪxtə(n)] VERB trans

berichten

berichten

berichten

mitteilen

berichten

melden

de ontvangst berichten

den Empfang anzeigen

richt·snoer <richtsnoer|en> [rɪxtsnur] SUBST nt

1. richtsnoer (lijn om in een rechte lijn te blijven):

richtsnoer ook übtr

Richtschnur f selten Pl

2. richtsnoer (voorschrift):

richtsnoer

Richtlinie f meist Pl

een richtsnoer vaststellen

Richtlinien festlegen

3. richtsnoer:

richtsnoer (voorbeeld)

Richtschnur f

richtsnoer (concreter)

Richtlinie f

be·richt·ge·ver <berichtgever|s> [bərɪ(xt)xevər] SUBST m

berichtgever

Berichterstatter m

berichtgever

Korrespondent m