Niederländisch » Deutsch

leeu·wen·deel [lewə(n)del] SUBST nt geen Pl

leeu·we·rik <leeuwerik|en> [lewərɪk] SUBST m

leeu·wen·bek <leeuwenbek|ken> [lewə(n)bɛk] SUBST m

ver·har·den1 <verhardde, i. verhard> [vərhɑrdə(n)] VERB intr

1. verharden (hard worden):

ge·wor·den VERB

geworden volt. deelw. van worden¹, worden²

Siehe auch: worden , worden

wor·den2 <werd, i. geworden> [wɔrdə(n)] VERB Aux (ter aanduiding van de lijdende vorm)

wor·den1 <werd, i. geworden> [wɔrdə(n)] VERB mod Aux

1. worden (in de genoemde toestand raken):

leeu·win <leeuwin|nen> [lewɪn] SUBST f


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski