Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „aanvaren“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

aan·va·ren1 <voer aan, h. aangevaren> [anvarə(n)] VERB trans (varende in aanraking komen met)

aanvaren
een schip aanvaren

aan·va·ren2 <voer aan, i. aangevaren> [anvarə(n)] VERB intr

aanvaren (in een richting varen)
aanvaren (botsen)
komen aanvaren
op iets aanvaren
tegen een brug aanvaren

Beispielsätze für aanvaren

komen aanvaren
tegen een brug aanvaren
een schip aanvaren
op iets aanvaren

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski