Übersetzungen für „adressering“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

adres·se·ren¹ <adresseerde, h. geadresseerd> [adrɛserə(n)] VERB trans (van een adres voorzien)

adresseren

adressieren

dres·se·ren <dresseerde, h. gedresseerd> [drɛserə(n)] VERB trans

dresseren

dressieren

adres·sant <adressant|en> [adrɛsɑnt] SUBST m

adressant

Absender m

klas·se·ring <klassering|en> [klɑserɪŋ] SUBST f

klassering

Klassifikation f

klassering (in rang)

Platzierung f

fra·se·ring <frasering|en> [frazerɪŋ] SUBST f

frasering

Phrasierung f

frasering

Phrasieren nt

re·clas·se·ring [reklɑserɪŋ] SUBST f geen Pl

1. reclassering (vorm van maatschappelijk werk):

reclassering

Bewährungshilfe f

2. reclassering (proces van sociale (her)aanpassing):

reclassering

Resozialisierung f

reclassering

soziale Reintegration f

lam·bri·se·ring <lambrisering|en> [lɑmbrizerɪŋ] SUBST f

lambrisering

Täfelung f

lambrisering

Vertäfelung f

adres·wij·zi·ging <adreswijziging|en> [adrɛswɛizəɣɪŋ] SUBST f

adreswijziging

Adressenänderung f