Übersetzungen für „anbieter“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ont·nie·ter <ontnieter|s> [ɔntnitər] SUBST m

ontnieter

Enthefter m

aan·bie·den¹ <bood aan, h. aangeboden> [ambidə(n)] VERB trans

aanbieden

anbieten

iem bloemen aanbieden

jdm Blumen überreichen

iem zijn gelukwensen aanbieden

jdm seine Glückwünsche aussprechen

een kwitantie aanbieden

eine Quittung einreichen

iem een pak slaag aanbieden

jdm Prügel androhen

iem iets ter ondertekening aanbieden

jdm etw zur Unterzeichnung vorlegen

zijn verontschuldigingen aanbieden

sich entschuldigen

de minister heeft zijn ontslag aangeboden

der Minister hat seinen Rücktritt erklärt

land·me·ter <landmeter|s> [lɑntmetər] SUBST m (persoon)

landmeter

Land(ver)messer m

ma·no·me·ter <manometer|s> [manometər] SUBST m

manometer

Manometer nt

ge·nie·ter <genieter|s> [ɣənitər] SUBST m

genieter

Genießer m

al·les·eter <alleseter|s> [ɑləsetər] SUBST m

alleseter

Allesfresser m

ba·ro·me·ter <barometer|s> [barometər] SUBST m

barometer

Barometer nt

barometer

Luftdruckmesser m

de barometer staat op mooi weer ook übtr

die Stimmung ist günstig

de·ci·me·ter <decimeter|s> [desimetər] SUBST m

decimeter

Dezimeter nt

so·de·mie·ter [sodəmitər] SUBST m

sodemieter

Mistkerl m

sodemieter

Dreckskerl m

sodemieter

Halunke m

die arme sodemieter

der arme Schlucker [o. Teufel]

die arme sodemieter

das arme Schwein

als de sodemieter!

aber (ein bisschen) dalli!

er geen sodemieter van snappen

nicht die Bohne davon verstehen

dat gaat je geen sodemieter aan

das geht dich einen (feuchten) Dreck an

iem op zijn sodemieter geven (slaag geven)

jdm die Hucke vollhauen

iem op zijn sodemieter geven übtr

jdm eins auf den Deckel geben

lood·gie·ter <loodgieter|s> [lotxitər] SUBST m

loodgieter

Installateur m

bet·we·ter <betweter|s> [bɛtwetər] SUBST m

betweter

Besserwisser m

di·a·me·ter <diameter|s> [dijametər] SUBST m

diameter

Durchmesser m

diameter

Diameter m

deze tafel heeft een diameter van anderhalve meter

dieser Tisch misst anderthalb Meter im Durchmesser

ka·the·ter <katheter|s> [katetər] SUBST m

katheter

Katheter m

een katheter inbrengen

einen Katheter einführen

mee-eter <mee-eter|s> [meetər] SUBST m

1. mee-eter (talgkliertje):

mee-eter

Mitesser m

2. mee-eter (iem die mee-eet):

mee-eter

Gast m (zum Essen)

sal·pe·ter [sɑlpetər] SUBST nt of m geen Pl

1. salpeter (kalisalpeter):

salpeter

Salpeter m

salpeter

Kalisalpeter m

2. salpeter (uitslag op muren):

salpeter

Mauersalpeter m

salpeter

Salpeter m

wa·ter·me·ter <watermeter|s> [watərmetər] SUBST m

watermeter

Wasserzähler m

watermeter

Wasseruhr f

watermeter

Wassermesser m