Übersetzungen für „ausgeleiert“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

half·ge·lei·der <halfgeleider|s> [hɑlfxəlɛidər] SUBST m

halfgeleider

Halbleiter m

ge·lei·der <geleider|s> [ɣəlɛidər] SUBST m

1. geleider (gids):

geleider

Führer m

geleider

Begleiter m

2. geleider nat.:

geleider

Leiter m

be·ge·lei·der <begeleider|s> [bəɣəlɛidər] SUBST m

1. begeleider:

begeleider (iem die vergezelt)

Begleiter m

begeleider (officieel)

Begleitperson f

2. begeleider (iem die met raad en daad bijstaat):

begeleider

Betreuer m

3. begeleider muz.:

begeleider

Begleiter m

sliert <sliert|en> [slirt] SUBST m

1. sliert:

sliert (rij personen)

Reihe f

sliert (die elkaar vasthouden)

Kette f

sliert (rij voertuigen)

Kolonne f

2. sliert (een heleboel):

sliert

Haufen m

ze hebben een sliert kinderen

sie haben einen Haufen Kinder

3. sliert (persoon):

sliert

lange Latte f

sliert

Bohnenstange f scherzh

sliert

Hopfenstange f scherzh

4. sliert:

sliert (slap neerhangend iets: van haar)

Strähne f

sliert (van kledingstukken e.d.)

Zipfel m

sliert (van rook, damp, mist e.d.)

Schwaden m

sliert (van regen, stroperige substantie, vermicelli)

Faden m

een sliert haar

eine Haarsträhne

slierten rook

Rauchfahnen Pl

slierten rook

Rauchschwaden Pl