Übersetzungen für „ausgetretene“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

in·ge·ze·te·ne <ingezetene|n> [ɪŋɣəzetənə] SUBST m en f

ingezetene

Alteingesessene(r) f(m)

ge·trei·ter [ɣətrɛɪtər] SUBST nt geen Pl

getreiter

Piesackerei f ugs

uit·vre·ten <vrat uit, h. uitgevreten> [œytfretə(n)] VERB trans

1. uitvreten (uitspoken):

uitvreten

ausfressen

2. uitvreten:

uitvreten (uithollen)

aushöhlen

uitvreten (oever door water)

ausfressen

aan·vre·ten <vrat aan, h. aangevreten> [anvretə(n)] VERB trans

aanvreten

anfressen

door gifgas aangevreten longen

durch Giftgas angegriffene Lungen