Übersetzungen für „brotverdienerin“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

bij·ver·die·nen <verdiende bij, h. bijverdiend> [bɛivərdinə(n)] VERB trans

bijverdienen

dazuverdienen

bijverdienen

hinzuverdienen

twee·ver·die·ner <tweeverdiener|s> [twevərdinər] SUBST m

tweeverdiener

Doppelverdiener m

ver·die·nen¹ <verdiende, h. verdiend> [vərdinə(n)] VERB trans

1. verdienen (in geld verwerven):

verdienen

verdienen

de kost verdienen

sein Brot verdienen

op iets veel verdienen

an etw Dat viel verdienen

2. verdienen (waard zijn):

verdienen

verdienen

verdienen

wert sein

hij verdient niet beter

er verdient es nicht besser

ze verdient ontslagen te worden

sie verdient es, entlassen zu werden

klein·ver·die·ner <kleinverdiener|s> [klɛɪnvərdinər] SUBST m

kleinverdiener

Kleinverdiener m

on·ver·diend¹ [ɔnvərdint] ADJ

1. onverdiend (niet verdiend):

onverdiend

unverdient

2. onverdiend (zonder schuld):

onverdiend

unverschuldet

bij·ver·dien·ste <bijverdienste|n> [bɛivərdinstə] SUBST f

bijverdienste

Nebenverdienst m

bijverdienste

Nebeneinnahme f

bijverdienste

Nebeneinkünfte Pl

ver·die·pen¹ <verdiepte zich, h. zich verdiept> [vərdipə(n)] VERB wk ww

verdiepen zich verdiepen (zich overgeven aan):

verdiepen

sich vertiefen

zich in een boek verdiepen

sich in ein Buch vertiefen

re·de·ne·ring <redenering|en> [redənerɪŋ] SUBST f

1. redenering (argumentatie):

redenering

Argumentation f

door (logische) redenering

durch (eine logische) Argumentation

2. redenering (relaas):

redenering

Darlegung f

hij houdt ellenlange redeneringen

er hält stundenlange Reden