Übersetzungen für „ervoor“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

er·voor [ɛrvor] ADV

1. ervoor (voor het genoemde, bedoelde):

ervoor

davor

doe de grendel ervoor

mache [o. schiebe] den Riegel davor

2. ervoor (reactie):

ervoor

davor

zoals de zaken ervoor staan

(so) wie die Dinge liegen

3. ervoor (voor het genoemde in volg-, rangorde):

ervoor

davor

ervoor

vorher

de avond ervoor

am Abend zuvor

4. ervoor (bestemming, oorzaak):

ervoor

dafür

ik zal je ervoor betalen

ich werde dich dafür bezahlen

5. ervoor (ten voordele, behoeve van):

ervoor

dafür

hij kwam ervoor op

er trat dafür ein

6. ervoor (pro):

ervoor

dafür

7. ervoor (in de plaats van):

ervoor

dafür

ik blijf ervoor borg

ich bürge weiterhin dafür

wat krijg ik ervoor?

was bekomme ich dafür?

Beispielsätze für ervoor

ervoor staan (niet wijken)

dafür geradestehen [o. aufkommen]

doe de grendel ervoor

mache [o. schiebe] den Riegel davor

hij kwam ervoor op

er trat dafür ein

ik blijf ervoor borg

ich bürge weiterhin dafür

wat krijg ik ervoor?

was bekomme ich dafür?

wat koop ik ervoor? übtr

was habe ich davon?

zijn leven ervoor inzetten übtr

sein Leben dafür einsetzen

de avond ervoor

am Abend zuvor

zoals de zaken ervoor staan

(so) wie die Dinge liegen

ik zal je ervoor betalen

ich werde dich dafür bezahlen

niet dat ervoor over hebben (met nadruk)

überhaupt nichts dafür übrighaben

ervoor waken dat iets gebeurt

aufpassen, dass etw nicht geschieht

hij staat ervoor bekend, dat

er ist dafür bekannt, dass

zich ervoor wachten dat te doen

sich hüten, das zu tun

ik teken ervoor altijd zulk weer te hebben übtr

wenn es nach mir ginge, könnten wir immer so ein Wetter haben