Übersetzungen für „herendienst“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ere·dienst <eredienst|en> [erədinst] SUBST m

1. eredienst (kerkdienst):

eredienst

Gottesdienst m

2. eredienst übtr:

eredienst

Kult m

he·ren·fiets <herenfiets|en> [herə(n)fits] SUBST f

herenfiets

Herren(fahr)rad nt

ploe·gen·dienst <ploegendienst|en> [pluɣə(n)dinst] SUBST m

ploegendienst

Schicht f

ploegendienst

Schichtarbeit f

ploegendienst

Schichtdienst m

in de ploegendienst werken

Schicht arbeiten

in de ploegendienst werken

im Schichtdienst arbeiten

bui·ten·dienst <buitendienst|en> [bœytə(n)dinst] SUBST m

buitendienst

Außendienst m

pen·del·dienst <pendeldienst|en> [pɛndəldinst] SUBST m

pendeldienst

Pendeldienst m

een pendeldienst onderhouden

pendeln

vrien·den·dienst <vriendendienst|en> [vrində(n)dinst] SUBST m

vriendendienst

Freundschaftsdienst m

te·le·foon·dienst [teləfondinst] SUBST m geen Pl

telefoondienst

Fernsprechamt nt