Niederländisch » Deutsch

ge·wor·den VERB

geworden volt. deelw. van worden¹, worden²

Siehe auch: worden , worden

wor·den2 <werd, i. geworden> [wɔrdə(n)] VERB Aux (ter aanduiding van de lijdende vorm)

wor·den1 <werd, i. geworden> [wɔrdə(n)] VERB mod Aux

1. worden (in de genoemde toestand raken):

ge·wor·ven VERB

geworven volt. deelw. van werven

Siehe auch: werven

in·ge·ze·te·ne <ingezetene|n> [ɪŋɣəzetənə] SUBST m en f

in·ge·wan·den [ɪŋɣəwɑndə(n)] SUBST Pl

1. ingewanden (inwendige delen van het lichaam):

2. ingewanden (het binnenste):

Innere(s) nt

ge·zwo·re·ne <gezworene|n> [ɣəzworənə] SUBST m en f

uit·ge·we·ke·ne <uitgewekene|n> [œytxəwekənə] SUBST m


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski