Niederländisch » Deutsch

kar·te·len <kartelde, h. gekarteld> [kɑrtələ(n)] VERB trans

aan·ge·sla·gen [aŋɣəslaɣə(n)] ADJ

1. aangeslagen (uit zijn evenwicht gebracht):

2. aangeslagen SPORT:

3. aangeslagen (met aanslag bedekt):

kar·ton·nen [kɑrtɔnə(n)] ADJ attr

schla·ger <schlager|s> [ʃlaɡər] SUBST m

ge·sla·gen1 [ɣəslaɣə(n)] ADJ

ver·sla·gen <verslagen, verslagener, verslagenst> [vərslaɣə(n)] ADJ

aan·kla·gen <klaagde aan, h. aangeklaagd> [aŋklaɣə(n)] VERB trans

wel·sla·gen [wɛlslaɣə(n)] SUBST nt geen Pl

be·raad·sla·gen <beraadslaagde, h. beraadslaagd> [bəratslaɣə(n)] VERB intr

schra·gen <schraagde, h. geschraagd> [sxraɣə(n)] VERB trans

we·ten·schap <wetenschap|pen> [wetə(n)sxɑp] SUBST f

2. wetenschap (beoefenaars):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski