Niederländisch » Deutsch

kla·ve·ren [klavərə(n)] SUBST f geen Pl

kla·te·ren <klaterde, h. geklaterd> [klatərə(n)] VERB intr

kla·vier <klavier|en> [klavir] SUBST nt

1. klavier (toetsenbord):

2. klavier (piano):

Klavier nt

klas·se·ren2 <klasseerde, h. geklasseerd> [klɑserə(n)] VERB trans (in een klasse onderbrengen)

klau·te·ren <klauterde, h./i. geklauterd> [klɑutərə(n)] VERB intr

klad·de·ren <kladderde, h. gekladderd> [klɑdərə(n)] VERB intr

klap·pe·ren <klapperde, h. geklapperd> [klɑpərə(n)] VERB intr

2. klapperen (beweging: zeilen, vlag):

met zijn oren klapperen übtr ugs

bot·vie·ren <vierde bot, h. botgevierd> [bɔtfirə(n)] VERB trans form

pa·pie·ren [papirə(n)] ADJ

1. papieren (van papier):

Papier-
papier-

ple·zie·ren <plezierde, h. geplezierd> [pləzirə(n)] VERB trans

kla·ver·vier SUBST nt

klavervier → klavertjevier

Siehe auch: klavertjevier

kla·ver·tje·vier <klavertjesvier> [klavərcəvir] SUBST nt

ze·ge·vie·ren <zegevierde, h. gezegevierd> [zeɣəvirə(n)] VERB intr

1. zegevieren (overwinning behalen):

kla·ver·jas·sen <klaverjaste, h. geklaverjast> [klavərjɑsə(n)] VERB intr

ko·pië·ren <kopieerde, h. gekopieerd> [kopijerə(n)] VERB trans

li·nië·ren <linieerde, h. gelinieerd> [linijerə(n)] VERB trans

op·sie·ren <sierde op, h. opgesierd> [ɔpsirə(n)] VERB trans

1. opsieren (verfraaien):

2. opsieren (te mooi voorstellen):

poei·e·ren VERB trans

poeieren → poederen

Siehe auch: poederen

poe·de·ren <poederde, h. gepoederd> [pudərə(n)] VERB trans

1. poederen (met poeder bestrooien):

2. poederen (met sneeuw inwrijven):

va·rië·ren1 <varieerde, h. gevarieerd> [varijerə(n)] VERB trans ook muz.

ver·sie·ren <versierde, h. versierd> [vərsirə(n)] VERB trans

1. versieren (opschikken, verfraaien):

3. versieren (voor elkaar krijgen):

4. versieren ugs (verleiden):

ont·sie·ren <ontsierde, h. ontsierd> [ɔntsirə(n)] VERB trans


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski