Übersetzungen für „naald“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

naald <naald|en> [nalt] SUBST f

naald

Nadel f

naald (van weegschaal)

Zunge f

een draad in een naald steken

eine Nadel einfädeln

het oog van een naald

das Nadelöhr

heet van de naald

brühwarm

Beispielsätze für naald

heet van de naald

brühwarm

het oog van de naald

das Nadelöhr

het oog van een naald

das Nadelöhr

etsen met de droge naald

mit der Kaltnadel radieren

de draad in een naald steken

den Faden einfädeln

een draad in de naald doen

einen Faden in die Nadel einfädeln

een draad in een naald steken

eine Nadel einfädeln

de naald wijst het noorden aan

die Nadel zeigt nach Norden

door het oog van de naald kruipen übtr

mit knapper Not davonkommen