Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „nassau“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

na·saal: Adjektiv und Adverb
kas·sa: Nomen
mas·sa: Nomen
na·slaan: Verb
na·smaak: Nomen
mas·saal: Adjektiv und Adverb
mas·sa·ge: Nomen
pas·saat: Nomen
pas·sa·ge: Nomen
pas·sant: Nomen
na·spel: Nomen
naast: Adjektiv und Adverb
naas·te: Nomen

Meintest du vielleicht: massa , kassa , nasaal , passant , passage , passaat , massage , massaal , nasmaak , naslaan , naaste , naast und naspel

na·saal [nazal] ADJ

nasal

nasale klanken/klinkers

Nasallaute /-vokale Pl

kas·sa <kassa|'s> [kɑsa] SUBST f

Kasse f

bij [o. aan ] de kassa betalen

an der Kasse zahlen

mas·sa <massa|'s> [mɑsa] SUBST f

1. massa (grote hoeveelheid):

Menge f

Masse f

iets in massa verkopen

etw massenweise verkaufen

een massa water

eine Menge Wasser

2. massa (groot aantal):

Menge f

Masse f

een massa domme fouten

jede Menge dumme(r) Fehler

3. massa (het volk):

Masse f meist Pl

de grote massa

die breite Masse

de psychologie van de massa

die Massenpsychologie

4. massa (hoeveelheid materie):

Masse f

5. massa nat.:

Masse f

de soortelijke massa

na·slaan <sloeg na, h. nageslagen> [naslan] VERB trans

iets in een woordenboek naslaan

etw in einem Wörterbuch nachschlagen

na·smaak <na|smaken> [nasmak] SUBST m

Nachgeschmack m

mas·saal <massale, massaler, massaalst> [mɑsal] ADJ

1. massaal (van een grote menigte):

een massale aanval mil.

ein massierter Angriff

een massale betoging

eine Großkundgebung

een massale opkomst

ein massenhaftes Erscheinen

massaal verzet

massiver Widerstand

2. massaal (in massa geschiedend):

3. massaal (groot geheel vormend):

een massaal gebouw

ein massives Gebäude

4. massaal (samenhangende massa vormend):

zusammenhängend

mas·sa·ge <massage|s> [mɑsaʒə] SUBST f

Massage f

pas·saat <pas|saten> [pɑsat] SUBST m

Passat m

pas·sa·ge <passage|s> [pɑsaʒə] SUBST f

Passage f

een passage boeken

eine Überfahrt buchen

een passage uit een gedicht voorlezen

einen Abschnitt [o. eine Passage] aus einem Gedicht vorlesen

pas·sant¹ <passant|en> [pɑsɑnt] SUBST m

Passant m

na·spel <naspel|en> [naspɛl] SUBST nt

naast¹ [nast] ADJ

nächste(r, s)

de directeur en zijn naaste medewerkers

der Direktor und seine nächsten Mitarbeiter

in zijn naaste omgeving

in seiner näheren Umgebung

in de naaste toekomst

in nächster Zukunft

ten naaste bij

naas·te <naaste|n> [nastə] SUBST m en f

Nächste(r) f(m)

zijn naasten liefhebben

seine Nächsten lieben

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski